Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [26]Zal een mens God beroven? Maar gij berooft Mij, [27]en zegt: Waarin beroven wij U? [In] de [28]tienden en het [29]hefoffer. 26. Alsof hij zeide: Het is tegen alle reden dat een mens God zou beroven; nochtans deden het velen onder de Joden. Zie Neh.13:10. 27. Of, indien gijlieden zegt. 28. De priesters leefden van de tienden en hadden hun deel van de offeranden, welke als men hun niet betaalde, zo bestal en beroofde men God, en verkortte den godsdienst. Zie Mal.3:9. 29. Of, offer, of offerande.